Rode draden in de aanpak

Het beleidsvoerend vermogen van scholen. Belang van focus!

Er zijn veel en bovendien diverse maatschappelijke uitdagingen. Zoeken naar dwarsverbanden is een goede manier om zoveel mogelijke doelen geïntegreerd na te streven. Maar het is onmogelijk om alle thema’s tegelijk aan te pakken, met dezelfde inhoudelijke diepgang. Prioriteren is noodzakelijk. Hier liggen grote uitdagingen voor het kritisch en responsief vermogen van scholen. De school kan en moet zelfstandig en verantwoordelijk bepalen op welke uitdagingen ze prioritair wil inzetten en hoe sterk ze hierbij ondersteund wil worden, op inhoudelijk of pedagogisch-didactisch vlak. Wanneer een schoolteam zelf de focus kan bepalen, dan zal de gedragenheid en de motivatie om er volop voor te gaan vanzelf groter zijn.

We lezen in een rapport van het Ministerie van Onderwijs en Vorming uit 2006: 

Beleidsvoerend vermogen van scholen is de mate waarin scholen in staat zijn om een zelfstandig beleid te voeren, rekening houdend met de door de overheid toegestane beleidsalternatieven en met de eigen doelstellingen van de school, en de mate waarin de activiteiten van de leerkrachten en de directeur op elkaar afgestemd zijn, in functie van het leren van de leerlingen.

De Nederlandse Onderwijsraad verwoordt die nood aan focus en keuze op basis van de eigen context van de school via een mooie metafoor: de schoolleider als ‘poortwachter’.
Er is dus geen enkel probleem wanneer een school zich, bijvoorbeeld, profileert als Kinderrechtenschool of Groene School, zolang het bredere plaatje wordt meegenomen. 

De focus van een bepaalde school kan ook wijzigen, afhankelijk van de context. Zo kan een school gedurende jaren, vanuit een concrete behoefte, de nadruk leggen op beweging. Na een tijd is het best mogelijk dat, in een veranderde context, diezelfde school de nood voelt om prioritair te gaan inzetten op cultuur.

Los van die focus, blijft het verrijkend om aandacht te hebben voor de voor evidente dwarsverbanden. Belangrijk hierbij is te blijven voldoen aan de verwachtingen die in de eindtermen en ontwikkelingsdoelen gesteld worden door de overheid. En aandacht te hebben voor continuering en duurzaamheid: wat werd geleerd uit de focus op een bepaald thema, kan worden meegenomen. Belangrijk hierbij is te blijven voldoen aan de verwachtingen die in de eindtermen en ontwikkelingsdoelen gesteld worden door de overheid. Het decretale kader van de eindtermen is niet vrijblijvend. 

Focus dringt zich trouwens ook op in hoger onderwijs, dat in eenzelfde maatschappelijke context evolueert. Uit het project ‘Het curriculum in hoger onderwijs uitgedaagd’  kwam als conclusie naar voor dat focus een oplossing biedt op de talloze maatschappelijke uitdagingen waarop hoger onderwijs een antwoord zoekt. Op de vraag ‘How can a curriculum respond to the societal needs of today?’ antwoordt Bruce McFarlane resoluut ‘By NOT trying to satisfy everyone’ . Hij citeerde de dichter John Lydgate: ‘You can please some of the people all the time, you can please all of the people some of the time, but you can’t please all of the people all of the time’. Er is dus nood, volgens McFarlane, aan een grondige reflectie over het doel van het curriculum, en aan focus. 

Al in het Raamadvies over educaties (2009) nam de Vlor de pedagogische missie van onderwijs als vertrekpunt en verdedigt hij het principe dat scholen vanuit hun eigen pedagogisch project of schoolwerkplan bezig moeten kunnen zijn met de brede vorming van kinderen en jongeren. 

Educaties benaderen vanuit de pedagogische missie van onderwijs sluit ook aan bij het beleidsvoerend vermogen van scholen. Waar de overheid zich op een aantal domeinen terughoudend opstelt, kunnen scholen die beleidsruimte benutten om een eigen beleid te voeren. Verschillende instanties (onderwijskoepels, pedagogische begeleidingsdiensten, nascholing, inspectie, overheid, …) schuiven het stimuleren van beleidsvoerend vermogen naar voren als hefboom voor het realiseren van kwaliteitsvol onderwijs. Voor scholen is het belangrijk om t.a.v. de maatschappelijke verwachtingen die onder de noemer van ‘educaties’ naar onderwijs vertaald worden, een koers te varen die aansluit bij de eigen beginsituatie en het pedagogisch project. Onder meer netwerking en het responsief vermogen zijn in het kader van educaties belangrijke dragers van dat beleidsvoerend vermogen.

 

Leraren, ouders, leerlingen, directie samen aan zet

Leraren, ouders, leerlingen, directie… ze hebben allemaal bepaalde verwachtingen, bekommernissen, vragen en bedenkingen bij wat er zich op school afspeelt. Ze beschikken ook allemaal over kennis van verschillende aard en oorsprong. Door met elkaar in dialoog te gaan, de verschillende zienswijzen en standpunten uit te wisselen en naar afstemming te zoeken, bouwt ieder van hen nieuwe kennis op. Zo krijgt ieder van hen de gelegenheid om de eigen uitgangspunten en ervaringen of de eigen aanpak weer in vraag te stellen. 

Participatie en betrokkenheid zijn dus cruciaal, wanneer scholen een zinvol antwoord willen bieden op maatschappelijke uitdagingen. Het gaat dan niet enkel om georganiseerde vormen van participatie zoals in een oudercomité of in een leerlingenraad, maar om een basishouding in de dagdagelijkse omgang tussen leerlingen, ouders, leraren, directie en andere betrokkenen tijdens de lessen, aan de schoolpoort, in een werkgroep… Reële participatie op school heeft te maken met de mate waarin openheid aanwezig is en er mogelijkheden bestaan om vanuit een gelijkwaardige positie de dialoog met leerlingen en ouders aan te gaan over relevante thema’s op school om zo beter onderwijs te realiseren.  

Zonder draagvlak boekt men geen succes. Vernieuwingen maken geen kans zolang zich een kloof aftekent tussen de beleidsmakers enerzijds en de uitvoerders van de beoogde vernieuwing anderzijds. De actieve betrokkenheid en motivatie van diegenen die dagelijks op de werkvloer staan en daar met ouders, collega’s en leerlingen/studenten samenwerken, is onontbeerlijk. 
 

Participatie van leerlingen 

Om hen gaat het. De leerlingen voelen dagdagelijks de gevolgen van beslissingen die de school neemt. Zij zijn expert in het leven op school. Heel wat jongeren willen graag hun ervaringen delen met de school en mee zoeken naar oplossingen zodat het een toffere omgeving wordt.
Wanneer een school dus een focus bepaalt, is dat vanuit de behoefte van de leerling. Soms loopt het hier niet goed.  ‘Educatieve schoolprogramma’s om nobele zaken als vrede en wereldburgerschap aan te kaarten bij hun leerlingen, steunen vrij sterk op de projectie van volwassen idealen. De eigen perspectieven van kinderen en jongeren op dit soort problemen komen minder aan bod.’ 
Participatie zorgt voor intrinsieke motivatie, wat betekent dat je iets doet omdat je het zelf wil. Wie mag uitgaan van ‘wat wil ik doen’, in plaats van ‘wat moet ik doen’, zal het gemakkelijker hebben om acties regelmatig en langdurig vol te houden. Eigen keuzes geven voldoening, creëren betekenis en scheppen plezier.  Scholen dienen dus naar leerlingen te luisteren, van hen te horen welke maatschappelijke uitdagingen voor hen spelen. 
De Vlaamse Scholierenkoepel publiceerde een klare visie op leerlingenparticipatie. Je vindt ze terug in een handig boekje , met onder meer enkele praktische tips om meteen aan de slag te gaan, en een lijst van tien spelregels voor goede leerlingenparticipatie. 

Leerlingenparticipatie

Participatie van ouders

Ouders en schoolteams delen één centrale zorg: de zorg om de vorming, het welbevinden en de ontwikkeling van de leerling. Als ouders en schoolteams daarrond in een open, constructieve dialoog gaan, hebben leerlingen daar veel bij te winnen. Ouders, leerlingen en schoolteam leven in dezelfde maatschappelijke context, maar ervaren die misschien op een andere manier. Het is dus van belang dat de school een groot aantal kanalen creëert die ouders de kans geven om op een laagdrempelige manier contact met schoolteamleden te leggen. Uit die uitwisseling kunnen prioriteiten naar voor komen, knelpunten misschien, waarop de school best met voorrang inzet. 
De school heeft de ouders nodig om jongeren op te voeden tot gezonde en verantwoorde wereldburgers. Als ouders en de schoolteams van hun kinderen samenwerken om dezelfde boodschap te brengen, zal het effect veel groter zijn. Daarom is het belangrijk dat scholen de ouders zoveel mogelijk betrekken bij hun initiatieven rond maatschappelijke thema’s.
 

Participatie van het hele schoolteam 

Dwarsverbanden tussen maatschappelijke uitdagingen worden gelegd door verschillende leraren samen. Veel aspecten van duurzaam onderwijs gaan de krachten en de bevoegdheden van de individuele leraar te boven, terwijl ze wel haalbaar zijn voor teams van goed samenwerkende leraren en hun directies. 
In scholen die verbindend werken aan maatschappelijke uitdagingen, verlaten de leraren hun eiland, heerst er een cultuur van teamwerk, professionalisering en interdisciplinariteit. Leraren moeten gewoon vaak met elkaar praten, formeel en informeel, en daar de tijd en de ruimte voor krijgen. Alleen dan kunnen ze samen bepalen welke maatschappelijke uitdagingen ze willen aanpakken en op welke manier ze dat gaan doen
 

Van losse acties naar samenhangend beleid

Het effect van eenmalige acties is beperkt. Misschien organiseert een school een toffe sportdag, of kunnen de leerlingen groenten kweken in een eigen moestuin. Mogelijk was er zelfs al een hele themaweek gewijd aan alcohol en drugs. Mooie initiatieven, maar toch maken die verschillende activiteiten nog geen samenhangend beleid. 

We illustreren aan de hand van de kadermethodiek Gezonde School hoe een methodiek scholen kan helpen om te evolueren van losse acties naar een samenhangend gezondheidsbeleid.   Bij uitbreiding kan die methodiek ook gebruikt worden, of minstens ter inspiratie dienen voor andere maatschappelijke uitdagingen waaraan een school werkt. 

Het geheim zit hem in een mix van strategieën, die zich afspelen op verschillende niveaus: leerling, klas, school en omgeving buiten de school. 

  1. De strategie ‘educatie’: alle initiatieven die de school neemt om leerinhouden (kennis, vaardigheden en attitudes) over een bepaald thema actief aan te brengen. Lessen, klasgesprekken, een theatervoorstelling, een themadag, nascholingen voor personeel en infomomenten voor ouders vallen onder deze strategie.
  2. De strategie ‘omgevingsinterventies’ omvat aanpassingen in de fysieke of sociale schoolomgeving. Een voorbeeld: de inrichting van de speelplaats die uitnodigt tot bewegen, of de aanleg van een moestuin en composthoop die uitnodigen tot duurzaam omgaan met voeding. Het schoolklimaat maakt deel uit van de sociale schoolomgeving. Een schoolklimaat dat inzet op veiligheid en respect is motiverend voor leerlingen en personeel.
  3. De strategie ‘afspraken en regels’ omvat de afspraken en regels uit het school- en arbeidsreglement en uit wetgeving. Maar ze omvat ook meer informele afspraken zoals een leerkracht die leerlingen toelaat water te drinken tijdens de les.
  4. Binnen de strategie ‘zorg en begeleiding’ denkt de school na over de zorg en begeleiding die worden aangereikt aan leerlingen met vermoedelijke problemen (op vlak van gezondheid, in het geval van de kadermethodiek Gezonde School). Dit omvat activiteiten die de school en haar onderwijspartners opnemen met als doel tijdig op te merken wanneer het met een leerling niet goed gaat en leerlingen met (gezondheids-)problemen optimaal te laten participeren op school. 

De gezondheidsmatrix, met strategieën op de verticale as en niveaus op de horizontale as, helpt om de beginsituatie van een school in kaart te brengen.  Alles wat de school doet rond een bepaald thema kan een plaats krijgen in de matrix. Alleen wanneer een school werk maakt van educatie, omgevingsinterventies, afspraken en regels én zorg en begeleiding, en dit op verschillende niveaus, kun je spreken van een samenhangend beleid. De matrix is geconcipieerd voor gezondheidsthema’s maar kan naar analogie ook gebruikt worden voor andere thema’s. 

Gezondheidsmatrix

Het ‘spinnenweb’ model, ook terug te vinden op de website van Gezonde School, geeft mooi weer welke succesfactoren het gezondheidsbeleid op school meer kans op slagen geven. Ook hier is duidelijk dat die factoren naar analogie van toepassing zijn bij het uitstippelen van een schoolbeleid rond andere maatschappelijke thema’s.

Spinnenweb model
  • Evidence-based werken wil zeggen dat je het gezondheidsbeleid uitbouwt volgens de best beschikbare informatie over doelmatigheid en doeltreffendheid. Dat uitgangspunt kun je toepassen op de analyse van gegevens, maar ook op de evaluatie van je acties.
  • Wie beleidsmatig werkt, houdt zich aan een vooropgesteld plan. Dat is belangrijk om gefocust te blijven en georganiseerd te werken. Stel daarom duidelijke prioriteiten, doelstellingen en planningen op en probeer je daar zoveel mogelijk aan te houden.
  • Deskundigheid haal je binnen door bijvoorbeeld in te zetten op nascholingen, ervaringsuitwisseling en samenwerking met partners.
  • Betrek leerlingen, ouders en schoolteam en bouw zo een beleid op maat van de school uit. Deze succesfactor kwam eerder al uitgebreid aan bod. 
     

Metroplan voor wereldburgers

De kadermethodiek Gezonde School is uiteraard niet de enige methodiek die scholen kan inspireren. 

Ook wereldburgerschap omvat uiteenlopende thema’s: democratie, diversiteit, duurzaamheid … Het Metroplan voor Wereldburgers van Kruit brengt ze in kaart. Het plan verbindt de verschillende wereldburgerschapthema’s met elkaar. 

Metroplan voor wereldburgers